Religie is springlevend … maar waarom?

Artikel

Lange tijd dachten filosofen dat religie zou verdwijnen.
Dit is niet zo want mensen hechten belang aan dingen die niet redelijk zijn.

Dennis Vanden Auweele, PhD Filosofie (KU Leuven)

Dagelijks gebeurt er met ons wat moeilijk te verklaren is: waarom ben ik aangetrokken tot deze persoon, waarom vind ik het belangrijk om altijd de waarheid te spreken? Mensen doen elke dag heel wat klaarblijkelijk onredelijke dingen. Zij kunnen niet blijven redenen geven waarom ze iets doen. Ze doen het gewoon. Maar irrationeel is niet noodzakelijk slecht. In het verleden werden zo’n zaken verklaard aan de hand van religie: God heeft het zo gewild, het is het noodlot, enzovoort. De religie probeert de onredelijke dingen te verklaren.

Lange tijd dachten filosofen dat de mens alsmaar redelijker zou worden. Dit betekent dat de religie stelselmatig uit de samenleving zou verdwijnen. Maar religie is niet aan haar zwanenzang toe. Ze lijkt zelfs een heuse revival te maken. Hoe kan het eigenlijk dat religie vandaag de dag nog de harten en daden van mensen beheerst? Dit kan in erg negatieve zin gebeuren, zoals toen op dinsdag 26 juni twee mannen een kerk binnendrongen nabij het Franse stadje Rouen om de lokale priester, Jacques Hamel, het leven te ontnemen. Eén voorbeeld in een lange rij van religieus geïnspireerde daden van geweld en haat.

Maar religie heeft zeker ook positieve uitwerkingen. Daar wordt doorgaans minder ruchtbaarheid aan gegeven. Enkele weken na bovenstaande wandaad, kwam een grote congregatie van lutheranen samen in New Orleans om hun zogenaamde Declaration on the way vast te leggen. Hierin verklaarde ze dat er, voor hun alleszins, geen kerk-splitsende geschillen meer zijn met de Katholieke kerk – bijna vijfhonderd jaar nadat Luther zijn befaamde vijfennegentig thesen aan de portier van de kerk van Wittenberg had genageld.

In filosofische kringen heeft men lange tijd er vanuit gegaan dat religie haar einde aan het naderen was. In de 18de eeuw meenden heel wat intellectuelen dat het de taak van de samenleving was om religie, samen met alle andere vormen van ongerechtvaardigde autoriteit, uit de samenleving te bannen. Denk bijvoorbeeld aan de provocatieve woorden van Denis Diderot in zijn Dithyrambe sur la fête des Rois: “Met de darmen van de laatste priester, zullen we de laatste koning ophangen”. Amper honderd jaar later leek Nietzsche te suggereren dat deze taak tot een goed einde was gebracht: “God is dood”, of zo luidt Nietzsches welbekende credo.

Koppig
En toch is er nog steeds godsdienst. Meer nog, na een korte terugval doorheen de 20ste eeuw, lijkt godsdienst zelfs een comeback te maken. Dit betekent dat de mens koppig weerwerk biedt tegen de plicht om alsmaar redelijker te worden.

In mijn onderzoek dacht ik dit te kunnen verklaren door twee erg invloedrijke Duitse denkers te bestuderen: Immanuel Kant en Arthur Schopenhauer. De één als de vaandeldrager van de Aufklärung (de Duitse Verlichting), de ander als zijn pessimistische tegenpool. Beide denkers meenden dat religie veel te vaak bijzonder nefaste gevolgen heeft. Zij dachten hier niet in eerste instantie aan de intellectuele verwarring die ontstaat wanneer religie tegen de wetenschap ten strijde trekt. Nee – voor hen had religie vaak een immorele uitwerking.

De problematische kant van religie wordt vandaag de dag genoeg in de verf gezet. Denk maar even terug aan bovenstaand voorbeeld: moslimfundamentalisten vergoeilijken extreme daden van haat door hun godsdienst. Is het dan de essentie van religie om geweld goed te praten? De Amerikaanse fysicus Steven Weinberg opperde ooit dat goede mensen goede dingen zullen doen en slechte mensen slechte dingen. Maar om goede mensen slechte dingen te laten doen, dat vergt religie.

Toch staat religie niet gelijk met kommer en kwel. De wat eenzijdige blik van de media doet dit wel vaak vermoeden. Dat heeft meer met media te maken dan met religie. Toch voelden de hierboven vermelde Amerikaanse lutheranen zich gesterkt door hun geloof om toenadering te zoeken bij de Katholieke kerk. En heel wat andere goede dingen gebeuren in de naam van religie.

Maar Kant en Schopenhauer dachten verder. Als religie een immorele uitwerking kan hebben, dan kan het ook een morele uitwerking hebben. Voor hen bestaat de naakte essentie van de religie erin – los van haar historische ‘kledij’ – dat ze mensen moreel kan opvoeden. Dit kan goed of kwaad uitdraaien, en aangezien religie koppig blijft doorwerken, kunnen we ze goede werken laten doen.

Tegendruk
Kant en Schopenhauer menen dus dat religie voor goede doelen gebruikt kan worden, maar ook voor kwade doelen. Eigenlijk zou het beter zijn om religie helemaal links te laten liggen. En toch blijft religie doorzetten. Religie dient niet louter om mensen morele opvoeding te geven, maar haar essentie bestaat erin, volgens mijn onderzoek, uiting te geven aan niet redelijk te verklaren aspecten van wat het betekent om mens te zijn. Religie is de tegendruk gericht op de eis om alsmaar redelijk te zijn.

In mijn boek Filosoferen bij schemerlicht: over (on)macht en (wan)hoop (Uitgeverij Klement) werp ik een uitgebreide blik op de nawerkingen van de moderne visie op mens en godsdienst. Hoe meer druk op de mens komt te staan om godsdienst aan de kant te schuiven en autonoom te worden, hoe meer tegendruk zich manifesteert. Dit toont aan dat religie geen praktijk is die inwisselbaar is of zichzelf aan de kant laat schuiven. Religie is springlevend, maar wij hebben nog steeds de neiging om ze dood te slaan. Wij kennen de mogelijke nefaste uitwerking van religie maar al te goed.

Maar misschien, en dit opper ik oprecht als vraag, heeft religie vaak een nefaste uitwerking omdat wij op een slechte manier met haar omgaan? Religie is een beetje zoals een trommel: hoe harder je erop slaat, hoe meer geluid hij maakt en hoe gewelddadiger hij klinkt. Religie is een zingevend geheel van praktijken en ideeën dat uiting geeft aan de idee dat niet alles redelijk moet zijn of in het verlengde van onze vrijheid moet liggen. Sommige dingen waar ik niet voor gekozen heb, zijn toch nog van belang voor mij. En sommige dingen die mijn vrijheid niet vergroten – denk maar aan het ouderschap – blijken toch van groot belang. Een wat archaïsch woord hiervoor is heilig: aan sommige dingen komt niemand aan – zelfs als brengen ze veel ongemak mee. De religie is altijd een poging geweest om te verstaan wat wij heilig vinden. Wij gaan misschien niet meer wekelijks naar de kerk, maar we hebben wel nog steeds voeling met dingen die heilig voor ons zijn.

En wanneer je begint te prutsen aan het heilige van anderen, dan zal het misschien de oorlogstrom zijn die luidt. Door voldoende openlijke dialoog – ook tussen gelovigen en niet-gelovigen mensen – kan deze dan weer plaats ruimen voor universele toenadering en een mooie harmonie.


Dennis Vanden Auweele
©Kevin Faingnaert

Artikel door Dennis Vanden Auweele 
 

Dennis Vanden Auweele volgde een training in populairwetenschappelijk schrijven door Ann De Ron - www.fishgrowfeet.be